Country Report The Netherlands 2010 : IEA Bioenergy Task 42

Rapport van het International Energy Agency (IEA) over de productie van bio-energie, het gebruik van biomassa en de toepassing van bioraffinage in Nederland

Mathematical algorithm to transform digital biomass distribution maps into linear programming networks in order to optimize bio-energy delivery chains

Many linear programming models have been developed to model the logistics of bio-energy chains. These models help to determine the best set-up of bio-energy chains. Most of them use network structures built up from nodes with one or more depots, and arcs connecting these depots. Each depot is source of a certain biomass type. Nodes can also be a storage point for a certain biomass type or a production facility (e.g. power plant) where the biomass is used. Arcs represent transport between depots. To be able to combine GIS spatial studies with linear programming models it is necessary to build a network from a digital map. In this work a mathematical calculation method is developed to select the actual points on the map where to collect biomass that will then be considered as biomass sources in a network model

Conceptuele beschrijving biomassawerf

Dit onderzoek levert een conceptuele beschrijving van een Biomassawerf. De doelgroep van dit rapport bestaat uit alle mogelijke partijen die betrokken kunnen zijn bij het opzetten van regionale biomassaketen

Background information and biorefinery status, potential and Sustainability: Task 2.1.2 Market and Consumers; Carbohydrates

This report was produced to give an overview of present and future market for biorefinery products based on carbohydrates. Various studies show that there is a wealth of possible molecules and products that can be produced from carbohydrates. Carbohydrates already find significant application in starch products and cellulose plastics and fibres. However, for a biorefinery to operate in an economically sustainable way, applications for (preferably all) biomass ingredients need to be found. Presumably the optimal mix of applications will be a combination of larger volume/smaller value and smaller volume/higher value applications. For this study we therefore have taken a molecular approach. Looking at the size of possible end markets for the molecules that can be based on carbohydrates a number of main products come into view: dialcohols, dioic acids, 2,5 furan dicarboxylic acid and ethanol. These molecules with a wide application range can serve as basis targets for the carbohydrate stream of a biorefinery, provided the production processes are optimised to make them competitive to the petrochemical counterparts. Speciality applications for the resulting side streams will then need to be found on a case by case basis

Optimization of the logistics of agricultural biogas plants = Optimalisatie van de logistiek bij mestvergistingsinstallaties

Within the framework of the EU-AGRO-BIOGAS project, the optimisation model Bioloco has been adapted for the application on biogas plants and was applied on a Dutch example case

Bioraffinage : naar een optimale verwaarding van biomassa

Dit boekje is geschreven met als doel bioraffinage meer bekendheid te geven. In hoofdstuk 1 is de Biobased Economy beschreven en de sleutelrol die bioraffinage daarin speelt, met een focus op Nederland. Bioraffinage is een zeer brede term en een classificatiesysteem is noodzakelijk; dit is beschreven in hoofdstuk 2. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt vervolgens dieper ingegaan op de grondstof voor bioraffinage, de biomassa, en de verschillende conversiemethoden die kunnen worden toegepast voor de verwerking van biomassa tot waardevolle producten. Vervolgens wordt in de hoofdstukken 5 t/m 7 een aantal voorbeelden van bioraffinage beschreven. Dit boekje wordt afgesloten met een aantal aspecten die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van bioraffinage in de toekomst

Opportunities for Dutch Biorefineries

Deze Roadmap Bioraffinage beschrijft een aantal mogelijke routes naar de ontwikkeling en implementatie van een bioraffinage-gerelateerde Bio-based Economy in Nederland. De Roadmap combineert korte- en middellange termijn mogelijkheden (commerciële implementatie, demonstratie plants, pilot plants en gerelateerd toegepast onderzoek) met strategisch onderzoek voor de langere termijn. Tevens zijn vier z.g. Moonshots uitgewerkt, als voorziene bioraffinagestrategieën met een grote potentie voor de Nederlandse economi

Internal transport control in pot plant production

Drawing up internal transport schedules in pot plant production is a very complex task. Scheduling internal transport at the operational level and providing control on a day-to-day or even hour-to-hour basis in particular requires a new approach. A hierarchical planning approach based on Anthony's framework was presented in this study to decompose the internal transport planning problem of pot plant nurseries into three planning levels with differentiating characteristics: strategic, tactical and operational planning.Emphasis was put on the operational planning level within the constraints of the tactical and strategic planning level. A discrete transport simulation model TRANSIM was designed and developed to analyse and evaluate the rules of thumb on internal transport used by growers in everyday life. The operational planning problem with respect to internal transport was divided into three sub-problems that deal with planning the work sequence, internal transport sequence and parking positions. Four local search methods - Simulated Annealing (SA), Genetic Algorithm (GA), Tabu Search (TS) and Random Search (RS) - were described and applied to generate good internal transport sequences in combination with a chosen parking method.The performance results of the local search methods applied to real-scale test cases show that Simulated Annealing is the most effective and efficient method of finding good internal transport sequences in combination with a relatively simple parking method.This thesis is also available as publication No. 99-03, ISBN 90-5406-175-8 of the DLO-Institute of Agricultural and Environmental Engineering (IMAG-DLO), P.O. Box 43, NL-6700 AA, Wageningen, The Netherlands</p

Effecten van groepsgrootte en extra handen in de groep op het onderwijs aan jonge leerlingen

Het groepsgroottebeleid van de overheid beoogt door toekenning van extra formatie aan scholen de onderwijskwaliteit in de onderbouw te verhogen. Scholen kunnen daarmee (bepaalde) groepen kleiner maken en/of extra personeel inzetten waardoor het mogelijk wordt om het onderwijs adaptiever te maken. In dit onderzoek is eerst, door middel van een vragenlijst bij ruim 400 scholen, nagegaan hoe de formatie in het schooljaar 1999/2000 is ingezet, tot welke groepsgroottes en leerling-leerkrachtratio’s dit leidt en of er bepaalde varianten van formatie-inzet zijn te onderscheiden. Vervolgens is door middel\ud van ‘classroommapping’ en observaties bij vier typen leerlingen in de groepen 1, 2 en 3 van 30 scholen onderzocht welke effecten er zijn op het onderwijs. Naarmate de leerlingleerkrachtratio lager is, blijkt er meer interactie tussen de leerkracht en de leerling te zijn. Een lage ratio wordt met name bereikt\ud door het inzetten van extra personeel en blijkt met name voor zwakkere leerlingen tot positieve effecten te leiden